Ik ben aangeklaagd

De vrouw tegenover me zit behoorlijk in de rats. Ze heeft een leidinggevende met wie ze het altijd goed heeft kunnen vinden. Er is een klacht tegen haar ingediend door een collega uit haar team en nog voordat ze iets heeft kunnen zeggen is ze naar huis gestuurd ‘in afwachting van het onderzoek’.

Hoe kan het dat ze niet haar kant van het verhaal heeft mogen vertellen aan de leidinggevende? Wat moet ze thuis zeggen tegen haar partner, de kinderen? Ze herkent dat ze in het laatste jaar erg stressvol bezig is geweest, niet altijd even vriendelijk voor haar collega’s, maar dit had ze niet aan zien komen. Wat nu? Ze kreeg de tip van HR om eens met de vertrouwenspersoon te bellen. Vandaar.

Zo begint een reis van drie maanden, waarin ik haar bijsta. In een klachtenprocedure hebben zowel degene die een klacht indient als degene over wie de klacht gaat het over het algemeen zwaar. De klager omdat het veel moed vraagt om je zo kwetsbaar op te stellen dat je naar voren komt en je uitspreekt over het gedrag van de ander. Die openheid kent een prijs. Mensen vinden er wat van. Hoor je er nu nog bij?

Maar ook de aangeklaagde heeft het zwaar. Los van wat straks het oordeel zal blijken te zijn.

Veel mensen die een klacht krijgen zijn zich onvoldoende bewust van hun gedrag en van de impact van hun gedrag op de ander, op de groep. Zij worden door de klager gezien als ‘dader’, maar voelen zich al snel slachtoffer: ‘waarom is er niet veel eerder iets tegen me gezegd?’ Op zo’n moment is het belangrijk om iemand naast je te hebben staan. Zowel voor klager als aangeklaagde. Iemand die naar je luistert en met je meedenkt. iemand die je steunt als het zwaar is en met je meekijkt in het proces.

Aan het einde van de drie maanden komt de klachtencommissie met haar advies. De klacht is gegrond verklaard: ze heeft zich intimiderend, agressief gedragen en dat heeft veel impact gehad op klager. Het advies luidt: met elkaar in gesprek met een mediator voor herstel van verhoudingen. Ze is boos dat er niks gezegd wordt over de werkgever, die haar veel te veel werk in de schoenen schoof. Daar ziet ze zelf de oorzaak. Maar ze is ook blij dat er nog een kans geboden wordt. Schoorvoetend vraagt ze: ‘ga je dan ook mee naar dat gesprek?’